Computers zijn heel dom. Maar ze zijn wel heel snel dom. En ze worden daar steeds beter in. Het wordt tijd dat we die schijnbaar onuitputtelijke kracht meer in gaan zetten om de kwaliteit van ons leven te verbeteren.
De software die wij elke dag bewust en onbewust gebruiken dient slimmer te worden. Zodra deze software beter om kan gaan met de betekenis (semantiek) van gegevens, en dus slimmer is, kan zij ons beter begrijpen en zich beter aanpassen aan ons in plaats van andersom. Tegelijkertijd verbetert slimme software de communicatie tussen mensen onderling. En betere communicatie tussen mensen leidt in de meeste gevallen tot meer begrip en daardoor weer tot een betere wereld.
En als die software beter om kan gaan met de betekenis van gegevens, kan zij in potentie onderling ook beter communiceren en verstaat het ene stukje software het andere beter. Ook hier leidt dit uiteindelijk tot een betekenisvollere informatie en software onderlaag die ons mensen nog beter van dienst kan zijn.
Don’t make me think!
De bottom-line van goede software wordt kort en krachtig samengevat door Steve Krug’s eerste wet van bruikbaarheid: Don’t make me think! Het is zijn allesoverkoepelende principe, de ultieme test om te beoordelen of iets werkt of niet. Het betekent dat een systeem met menselijke maat zelfverklarend moet zijn. Zonneklaar. Doorzichtig. Ik moet in staat zijn in een keer te snappen, waar het voor is of hoe het te gebruiken, zonder enige moeite te verspillen om er over na denken.
Dit is in harmonie met Donald Norman’s perceived affordance en emotional design. Norman gebruikt het computerscherm als voorbeeld. Het scherm heeft de “perceived affordance” om dingen aan te wijzen. Maar als het geen aanraakscherm is, heeft het aanwijzen geen effect. PDA’s hebben allemaal een aanraakscherm, en mensen gebruiken dat ook zonder er bij na te denken. Merk op dat bij een traditioneel computerscherm heeft het aanwijzen van dingen op het scherm zeker nut heeft bij communicatie tussen meerdere personen.
IT: onbalans tussen IQ en EQ
IT, Informatie Technologie, wordt hoofdzakelijk gemaakt door hoog-intelligente mensen. Mensen met een hoog IQ die er voor doorgeleerd hebben. En dat is te merken ook. De EQ, Emotional Intelligence, ontbreekt vaak in ernstige mate. De ‘C’ van communicatie—gemeenschappelijkheid—mist. IQ en EQ zijn in de IT volledig in onbalans. Vandaar dat wijlen Douglas Adams terecht zegt: “Technology is something that does not work yet.”.
Zodra wij IT-systemen groeien waarbij we elementen uit Stephen Covey’s “7 Habits for Highly Efffective People” vanaf het begin inbouwen gaat het al beter. Het toevoegen van “Be proactive” en “Seek first to understand, then to be understood.” zijn al een grote stap in de goede richting. Verplaats je als ontwerper en bouwer in de software en doe je uiterste best om vanuit die positie met jouw gebruiker, de mens aan de andere kant, te communiceren. Probeer hem of haar in te voelen, te begrijpen. Moet je eens kijken hoe veel beter het resultaat straks is. Het leeft gewoon meer.
Het primaire doel van een IT-systeem moet het succesvol maken van haar gebruiker zijn. Dan verwerft de ontbrekende ‘C’ van communicatie zich ook weer een terechte plek in het acronym ICT.
Biologisch organische architectuur
Welke (IT- of software-) architectuur hoort bij oplossingen met menselijke maat? Afgaand op de natuur, Stuart Kauffman’s “At Home in the Universe” over emergent complex systems en evolutionary computing, Christopher Alexander’s “Timeless Way of Building”, en zijn lijvige vierluik “The Nature Of Order“, en bewezen door het Internet, het Web, Grid Computing en meer en meer door Social Networks, lijkt de oplossing niet te liggen in “de architectuur”.
Architectuur is een chaordisch emergent fenomeen. Ze ontstaat door de samenwerking en interactie tussen haar spelers. De “architectuur” in elk systeem wordt gevormd door een aantal zeer basale en primitieve regels van waaruit het systeem groeit. De kunst is dus ook niet zozeer een architectuur te ontwerpen en vervolgens het systeem te bouwen. De kunst zit hem in het definieren van een aantal basiselementen, de beginselen en de “protocollen” daartussen, en de wijze van evolutie (mutatie, kruisen). Kunnen we dat, dan kunnen we de meest natuurlijke en harmonieuze systemen groeien. En dan kunnen we ons volgens Alexander afvragen welke systeem meer leeft en dus een hogere menselijke maat heeft.
Geef een reactie